Invoering honorarium voor euthanasie

Deze rubriek is enkel een hulpmiddel en vervangt niet de authentieke teksten die aan de basis liggen van deze gegevens, in het bijzonder de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 en de opeenvolgende wijzigingen hiervan zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, de desbetreffende omzendbrieven aan de verzekeringsinstellingen en aan de zorgverleners en de instructies via magnetische drager.

Vanaf 1 november 2025 kan een honorarium worden aangerekend voor het uitvoeren van een euthanasie.

Art. 3 Gewone geneeskundige hulp

Code 107251-107262 omvat:

  • de materiaalkost (met uitzondering van de medicatie)
  • het uitvoeren van de euthanasie
  • het vaststellen van het overlijden
  • en het invullen van de overlijdensakte en het registratiedocument.

Deze verstrekking kan worden aangerekend door elke arts, ongeacht hun RIZIV-bevoegdheidscode.

Er is geen remgeld verschuldigd.

Tevens kan deze code worden gecumuleerd met een bezoek en een toezichtshonorarium (art. 25 van de nomenclatuur).

Indien de uitvoerende arts niet de GMD-houdende arts van de betrokken patiënt is, dan dient de GMD-houder bij voorkeur vooraf te worden verwittigd. Alleszins is de uitvoerende arts verplicht om na de euthanasie een schriftelijk verslag aan de GMD-houder over te maken.