Laagvariabele zorg: stand van zaken

11 februari 2019

 
Van individuele collegae ontving de BVAS al een aantal vragen en bemerkingen over de laagvariabele zorg (LVZ). Op 11 februari 2019 vond bij het RIZIV de meeting ‘Debriefing laagvariabele zorg’ plaats, waarop ook de BVAS aanwezig was. De BVAS heeft een inventaris opgesteld op basis van alle ontvangen problemen en heeft deze inventaris voorgelegd op deze meeting.
 

Image

 

Sinds 1 januari 2019 is de Wet van 19 juli 2018 betreffende de gebundelde financiering van de Laagvariabele ziekenhuiszorg (Wet LVZ), evenals haar uitvoeringsbesluit in werking getreden.

 

Van individuele collegae ontving de BVAS al een aantal vragen en bemerkingen over de laagvariabele zorg (LVZ). Op 11 februari 2019 vond bij het RIZIV de meeting ‘Debriefing laagvariabele zorg’ plaats, waarop ook de BVAS aanwezig was. De BVAS heeft een inventaris opgesteld op basis van alle ontvangen problemen en heeft deze inventaris voorgelegd op de meeting dd. 11 februari.

 

Naar aanleiding van de invoegetreding van de laagvariabele zorg, zullen door de medische raden in ieder geval een aantal zaken binnen afzienbare tijd besproken en geregeld moeten worden.

 

Mr. Liesbeth Lafaut, advocatenkantoor Arcas Law, geeft hieronder alvast een duidelijk overzicht van de te nemen maatregelen door de medische raden.

 

“Als medische raad is het belangrijk uw verantwoordelijkheid in het kader van het financieel statuut van de ziekenhuisartsen in uw ziekenhuis, op te nemen.

 

Vooreerst stelt zich de vraag welk advies u kunt verlenen betreffende de zgn. ‘herverdeling’ van de Globaal Prospectieve Bedragen onder de artsen naar aanleiding van een adviesvraag van de Raad van Bestuur of op eigen initiatief.

 

Elkeen is het er inmiddels over eens dat de verdeling in se dient te gebeuren overeenkomstig de zgn. ‘primaire verdeling’, zoals deze is voorzien in artikel 7 van de Wet LVZ. Daarnaast kunnen er afspraken gemaakt worden betreffende de periodiciteit van betaling, indien er bijvoorbeeld administratieve (of software-) problemen rijzen betreffende de uitbetaling van de forfaitaire honoraria laagvariabele zorg. In principe zal hiervoor een wijziging van het reglement centrale inning vereist zijn.

 

Evenwel dient te worden vastgesteld dat deze ‘primaire verdeling’, zoals opgesteld door het RIZIV, niet steeds een sluitende verdeling voorziet voor alle forfaitaire honoraria, zoals toegekend op basis van de Wet LVZ. Daarnaast kan er ook discussie bestaan betreffende de uitbetaling van ereloonsupplementen voor prestaties vallende onder de laagvariabele zorg.

 

De Wet LVZ zelf noch het uitvoeringsbesluit brengen hier verduidelijking, zodat het aangewezen is dat de medische raad zich verdiept in de nog openstaande issues betreffende de verdeling van deze artsenhonoraria en de mogelijke oplossing ervan:

 

Vooreerst dient minstens een regeling te worden getroffen betreffende de zogenaamde ‘resthonoraria’: de bedragen deel uitmakend van het globaal prospectief bedrag die toekomen aan zorgverstrekkers die niet actief zijn in uw ziekenhuis. Volgens de omzendbrief van 17 december 2018 (OMZ. HOSP 2018/10) zouden deze kunnen toegewezen worden aan een zogenaamd ‘reservepool’ en zouden deze moeten worden verdeeld overeenkomstig de Ziekenhuiswet en de bepalingen in de Algemene Regeling.

 

Hoe dergelijke ‘herverdeling’ rechtsgeldig kan gebeuren in uw ziekenhuis, en in overeenstemming de Ziekenhuiswet, dient in elk geval te worden nagekeken.

 

Ten tweede stelt zich de vraag hoe de ‘herrekening’ van de ereloonsupplementen kan gebeuren in geval de berekeningsbasis op basis van de oude nomenclatuurwaarden hoger is dan 115% van de (samengetelde) forfaits laagvariabele zorg deel uitmakend van het globaal prospectief bedrag voor deze prestaties in één opname. De Wet LVZ regelt immers niet op welke wijze en bij welke prestaties (lees: van welke arts) de berekeningsbasis dient te worden ‘herleid’.

 

Ten derde is er onduidelijkheid betreffende de toebedeling van bepaalde forfaitaire honoraria opgenomen in het globaal prospectief bedrag die niet bij elke hoofdbehandeling worden uitgevoerd, en die overeenkomstig de nationale verdeling op basis van hun N-nummer/nomenclatuur kunnen toekomen aan verschillende zorgverstrekkers. Volgens de genoemde omzendbrief, dienen deze te worden uitgekeerd aan de zorgverstrekkers overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de nomenclatuur en dienen deze te worden uitbetaald “ongeacht of deze daadwerkelijk werden uitgevoerd”. Er wordt evenwel geen antwoord voorzien voor de bedragen die overeenkomstig de primaire verdeling kunnen worden toegewezen aan verschillende artsen(groepen) die onderling niet geassocieerd zijn, en waar geen wettelijke of conventionele verdeelsleutel is voorzien.

 

Er dient dan ook standpunt te worden ingenomen op welke manier deze bedragen worden verdeeld en op welke manier deze afspraken vervolgens (afdwingbaar) kunnen worden doorgevoerd in het ziekenhuis.

 

Werk aan de winkel voor de medische raad!

 

Juridische actie(s)?

 

Met steun van het VBS hebben de pediaters een verzoekschrift tot nietigverklaring ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen de Wet van 19 juli 2018 betreffende de gebundelde financiering van de laagvariabele ziekenhuiszorg via het kantoor van Meester Filip Dewallens.  Ze zullen hetzelfde doen bij de Raad van State tegen het uitvoeringsbesluit van 2 december 2018 (B.S. 18.12.2018). De BVAS zal hier deels financieel in tussenkomen. De vonnissen van beide rechtsinstanties gelden “erga omnes”. Als de wet en/of het KB vernietigd wordt dan geldt die vernietiging voor alle artsen. Het Grondwettelijk Hof moet uitspraak doen binnen het jaar. Voor de Raad van State is er geen termijn voorzien. Ondertussen moet er wel uitvoering worden gegeven aan het in voege getreden KB.

 

Niet alle advocatenkantoren zijn het er over eens dat er voldoende rechtsgrond is om het KB aan te vechten voor de Raad van State. Sommige menen dat er alleen een mogelijkheid bestaat om de laattijdige bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 31/12/2018 van het globaal prospectief bedrag per opname in een ziekenhuis voor het jaar 2019 administratief aan te vechten voor een gewone rechtbank. Volgens artikel 7 van de wet LVZ had die bekendmaking immers moeten gebeuren vóór 1 december 2018. Een uitspraak geldt dan evenwel slechts “inter partes” en alleen voor het jaar 2019. Als het RIZIV in 2019 tijdig het globaal prospectief bedrag per opname in een ziekenhuis voor het jaar 2020 publiceert, met andere woorden vóór 1 december 2019, dan geldt het systeem vanaf 01.01.2020.

 

 

De BVAS registreert de problemen en opinies en legt die met passende suggesties aan het RIZIV voor op de debriefing meeting van 11.02.2019.  De BVAS-raad van bestuur heeft in zijn  vergadering van 06.02.2019 beslist niet zelf naar de Raad van State of naar een gewone rechtbank te trekken, maar ondertussen met het RIZIV tot oplossingen te komen voor de fouten die in het systeem zijn geslopen.

 

 

Over BVAS

Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.

De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.

Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.