WIV: Einde van de griepepidemie
In de week van 6 tot 12 maart bleef, voor de tweede week op rij, het aantal mensen met een griepaal syndroom die een huisarts consulteerden onder de epidemische drempel, met 89 raadplegingen per 100.000 inwoners. Het WIV sluit dus op 8 maart jl. de griepepidemie in België af. Toch waarschuwen de virologen en epidemiologen van het WIV dat het griepvirus in de komende weken nog in beperkte mate verder zal circuleren.
385.000 raadplegingen voor een griepaal syndroom, waarvan 250.000 veroorzaakt door het griepvirus
De winterse griepepidemie die ons land tussen 9 januari en 26 februari trof was van een matige intensiteit en een eerder korte duur (7 weken). De piek werd in de week van 30 januari tot 5 februari waargenomen, met 745 raadplegingen voor een griepaal syndroom per 100.000 inwoners. Net als tijdens de griepepidemie van 2014-2015 – toen was ook de A(H3N2) stam van het griepvirus in omloop – werden relatief meer ouderen getroffen door een griepaal syndroom dan in de andere seizoenen.
Op basis van de opvolging van de peilpraktijken – een netwerk van 130 huisartsen geografisch verspreid over heel België – schat het WIV dat ongeveer 385.000 personen tijdens de epidemie een huisarts consulteerden omwille van een griepaal syndroom, waaronder:
- 26.000 kinderen jonger dan 4 jaar
- 70.000 kinderen van 5 tot 14 jaar
- 260.000 volwassenen tussen 15 en 64 jaar
- 29.000 personen van 65 jaar en ouder
Op basis van de virologische stalen die door het WIV werden geanalyseerd bleek dat ongeveer 250.000 personen in heel België werkelijk besmet werden met het griepvirus.
Winterse mortaliteit
Het WIV staat in voor de wekelijkse surveillance van de sterfte in de Belgische bevolking, maar het aantal sterfgevallen gelinkt aan de griepepidemie is onbekend. « Onze statistische modellen laten ons toe om de algemene mortaliteit in de bevolking in te schatten, maar zij geven ons geen overzicht van de oorzaak van de mortaliteit », waarschuwt Sébastien Daems, woordvoerder van het WIV. «Het is dus helemaal fout om te verklaren dat de winterse mortaliteit enkel aan de griep te wijten is. Andere factoren, zoals de koude temperaturen of de luchtverontreiniging moeten ook in beschouwing genomen worden». Het WIV preciseert dat oversterfte al eind december 2016 vastgesteld werd. Toen was de griepepidemie in België precies nog niet begonnen.
Op basis van de mortaliteitsgegevens van de afgelopen vijf jaar werden, tussen 2 januari en 19 februari (laatste beschikbare gegevens), 15.636 sterfgevallen verwacht. In werkelijkheid zijn er 18.778 sterfgevallen gerapporteerd, wat een significante oversterfte van 3.142 sterfgevallen inhoudt (+20%). Twee oversterftepieken werden bovendien tijdens die periode waargenomen:
- Tussen 9 en 15 januari : 23% oversterfte of 513 sterfgevallen meer dan verwacht
- Tussen 30 januari en 5 februari : 30% oversterfte of 673 sterfgevallen meer dan verwacht
De oversterfte heeft de 85-plussers het zwaarst getroffen. Tussen 2 januari en 19 februari werden 8.598 sterfgevallen binnen die leeftijdscategorie waargenomen, wat een significante oversterfte van 2.024 sterfgevallen inhoudt (+30%). Vanaf 5 januari t.e.m. 19 februari werd bijna elke dag oversterfte bij de 85-plussers vastgesteld.
Het WIV onderstreept dat de sterftecijfers die deze winter werden waargenomen, vergelijkbaar zijn met de sterftecijfers gerapporteerd tijdens de griepepidemie van 2014-2015. Toen was de griepepidemie weliswaar intenser dan dit jaar. De voorlopige mortaliteitsgegevens in de eerste weken van de winter ondersteunen dus het scenario dat andere factoren de (over)sterfte in de bevolking hebben beïnvloed.
Virus in omloop en match met het vaccin
Net als in het seizoen 2014-2015, was het in seizoen 2016-2017 voornamelijk het influenzavirus type A(H3N2) in omloop. De circulerende stammen waren nauw verwant met de A(H3N2) vaccinstam aanwezig in de trivalente en de quadrivalente griepvaccins beschikbaar in België. Zeer weinig influenzavirussen type A(H1N1) en type B werden dit seizoen gedetecteerd.
Bron: www.wiv-isp.be
Over BVAS
Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.
De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.
Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.