Opiniestuk Dr. Marc Moens: Iedereen expert over numerus clausus?

10 december 2013

Het is blijkbaar bon ton columnisten het woord te geven over materies waar ze geen kaas van hebben gegeten. Schoenmakers blijven nochtans beter bij hun leest.
 
Zo ook vandaag het opiniestuk van Prof. Dr. Paul De Grauwe in De Morgen. De London School of Economics mag zich dan wel gelukkig prijzen om De Grauwe als eminent professor in de macro-economie in zijn rangen te tellen, maar de historisch gegroeide discussie rond de numerus clausus lijkt hem geheel te zijn ontgaan.
 
    

Het is blijkbaar bon ton columnisten het woord te geven over materies waar ze geen kaas van hebben gegeten. Schoenmakers blijven nochtans beter bij hun leest.

 

Zo ook vandaag het opiniestuk van Prof. Dr. Paul De Grauwe in De Morgen. De London School of Economics mag zich dan wel gelukkig prijzen om De Grauwe als eminent professor in de macro-economie in zijn rangen te tellen, maar de historisch gegroeide discussie rond de numerus clausus lijkt hem geheel te zijn ontgaan.

 

Prof. De Grauwe “vergeet” dat de federale numerus clausus maar aan één kant van de taalgrens wordt gerespecteerd, terwijl de quota op federaal niveau moeten worden ingevuld. Dit torpedeert zijn stelling dat corporatistische bescherming de drijfveer zou zijn voor de invoering van de numerus clausus, want de representatieve beroepsverenigingen werken op federaal niveau. Prof. De Grauwe “vergeet” ook dat in het zuiden van het land duizenden studenten als basisarts zullen afstuderen, terwijl ze onvoldoende praktische opleiding kregen tijdens hun zeven (straks zes) studiejaren en bovendien onmogelijk een stageplaats zullen vinden voor hun beroepsopleiding. De kans is reëel dat ze geen RIZIV-nummer zullen krijgen. Economisch gesproken een enorme geldverspilling door de Franse Gemeenschap.

 

De waarheid is genuanceerder dan De Grauwe’s voorstelling. Een overaanbod aan (huis-) artsen is om meerdere redenen nadelig. Het brengt de kwaliteit van de zorg in gevaar omdat (huis-)artsen onvoldoende patiënten zien om de nodige ervaring op te doen en te onderhouden bij het stellen van een diagnose of het starten van een behandeling. “Om den brode” zullen artsen in de verleiding komen om minder aangewezen prestaties uit te voeren of zich te bezondigen aan medisch niet-onderbouwde niet-conventionele praktijken. Noch het gezondheidszorgbudget, noch de portemonnee van de patiënt zijn daar tegen bestand.  

 

De eindverantwoordelijkheid voor de zorgkwaliteit ligt niet zozeer bij de minister, maar wel bij de beroepsgroep van artsen. Als De Grauwe schrijft dat “de minister (zich) bij haar beslissing om de numerus clausus af te schaffen heeft laten leiden door het algemeen belang, en niet door het belang van een beroepsvereniging” vergaloppeert hij zich schromelijk. Als ex-politicus zou hij moeten weten dat Onkelinx zich zes maanden voor de verkiezingen in de eerste plaats laat leiden door haar electorale achterban. Dat zijn Franstaligen die, behalve de artsen, geen numerus clausus à la flamande wensen.

 

Bovendien is er slechts een huisartsentekort in sommige delen van het land, vaak ruraal en op sommige tijdstippen (nachten en weekends). In specifieke stedelijke regio’s smeken huisartsen om patiënten en aanvaarden ze klussen (onderwijs, Kind en gezin, …) om de eindjes aan elkaar te knopen. Een kadaster van gezondheidsberoepen zou dit gegeven moeten objectiveren maar het laat al jaren op zich wachten.

 

Tot slot lijkt Prof. De Grauwe niet te willen beseffen dat de belangrijkste corporatistische houding te vinden is – vooral wat Franstalig België betreft - in het universitaire milieu waar hij decennialang deel van uitmaakte. Op financieel vlak geldt dat ook vandaag nog, want de betoelaging loopt per kop. De enige reden trouwens waarom artsen-specialisten in opleiding een Master Na Master moeten volgen. Die 25-jarige volwassen vrouwen en mannen worden dan terug voor 5 à 6 jaar student(jes).

 

Dr. Marc Moens                                                      

Ondervoorzitter BVAS        

Over BVAS

Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.

De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.

Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.