Opinie Dr. Yves Louis: Accreditatie van de Vlaamse ziekenhuizen: een weldaad of veel ballast?

14 mei 2013

De ziekenhuiswereld staat op dit ogenblik in volle actualiteit: hoe de financiering herzien, wat met de supplementen, dienen er kwaliteitsindicatoren te worden ingevoerd,... ? Bij de hervorming enkele jaren geleden van het toezichtsmodel van de Vlaamse Zorginspectie op de ziekenhuizen, werd de mogelijkheid ingevoerd om een internationaal kwaliteitslabel aan te vragen in plaats van een gewone 'visitatie' door de overheid. Daarmee kan het ziekenhuis zich profileren op basis van internationaal erkende normen: de accreditatie wordt aangevraagd bij erkende bureaus zoals het NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg) of de JCI (Joint Commission International). Maar is alles goud wat blinkt? Dr. Yves Louis, kinderarts en voorzitter van het VAS Oost- en West-Vlaanderen, heeft bedenkingen en ziet in de Vlaamse aanpak ook nog andere ongerijmdheden.

De ziekenhuiswereld staat op dit ogenblik in volle actualiteit: hoe de financiering herzien, wat met de supplementen, dienen er kwaliteitsindicatoren te worden ingevoerd,... ? Bij de hervorming enkele jaren geleden van het toezichtsmodel van de Vlaamse Zorginspectie op de ziekenhuizen, werd de mogelijkheid ingevoerd om een internationaal kwaliteitslabel aan te vragen in plaats van een gewone 'visitatie' door de overheid. Daarmee kan het ziekenhuis zich profileren op basis van internationaal erkende normen: de accreditatie wordt aangevraagd bij erkende bureaus zoals het NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg) of de JCI (Joint Commission International). Maar is alles goud wat blinkt? Dr. Yves Louis, kinderarts en voorzitter van het VAS Oost- en West-Vlaanderen, heeft bedenkingen en ziet in de Vlaamse aanpak ook nog andere ongerijmdheden.

 

Bij de accreditatie van de ziekenhuizen worden verschillende processen nauwgezet geëvalueerd, zoals bijvoorbeeld de correcte identificatie van patiënten, de informatievoorziening naar patiënt en familie, een veilig medicatiebeleid, ziekenhuishygiëne en infectiepreventie, enz. Accreditatie van ziekenhuizen wordt voorgesteld als zijne onafwendbaar en heilzaam voor iedereen. Het systeem heeft ontegensprekelijk voordelen maar roept ook talrijke vragen op.

 

De spanning tussen een ultraliberale visie over de gezondheidszorg en een meer sociale aanpak is er altijd geweest. We kunnen ons de vraag stellen of dit accreditatiesysteem de duale organisatie van de gezondheidzorg in ons land niet in een stroomversnelling zal brengen: tussen de ziekenhuizen enerzijds en de regio's anderzijds, waar dit systeem niet gekend is in Brussel en Wallonië. Op het ogenblik dat de federale onderfinanciering van de ziekenhuizen wordt aangeklaagd, worden diezelfde ziekenhuizen bijkomend belast door het nieuwe toezichtsmodel van de Zorginspectie met zijn kwaliteitsnormen en de accrediteringsprocedures. Een vergelijkende studie uit 2008 door het KCE van de ziekenhuisaccrediteringsprogramma's in Europa stelde onder andere: "Ondanks de tijd en het geld dat aan ziekenhuisaccrederingerprogramma's is besteed, hebben onderzoeksresultaten geen bewijs geleverd van de effectiviteit van ziekenhuisaccreditering, noch is er een bewijs dat de voor accreditering gebruikte standaarden ondersteunt" (1).

 

Als artsensyndicaat zijn wij uiteraard bezorgd over het kostenplaatje voor de artsen. Het hele systeem is alvast tijdrovend en produceert veel administratieve overlast. Men vindt het normaal dat diensthoofden pro deo presteren voor de goede zaak, terwijl de lijst van hun verantwoordelijkheden met de dag langer wordt. Hoofdverpleegkundigen worden permanent gemobiliseerd voor administratieve taken terwijl ze broodnodig zijn op de diensten. Men houdt zich op Vlaams niveau op dit ogenblik totaal niet bezig met de impact van de accreditering op het handelen van de artsen. Ook het juridische kader van de zieknhuiswetgeving is helemaal niet meer aangepast aan het model van de accreditering: hoe verhouden de algemene regeling van het ziekenhuis en de individuele overeenkomst van de arts tot de accreditering? En wat te denken van de JCI-normen, die bepalen dat collega's elkaar moeten evalueren? Wat zegt de Nationale Raad van de Orde van geneesheren hierover? Kan men binnen de accreditering gebruikte Engelse terminologie zomaar opleggen aan de Vlaamse ziekenhuizen?

 

Zoals gewoonlijk werden de representatieve artsenverenigingen niet of nauwelijks geraadpleegd. Na 50 jaar syndicale artsenstrijd zijn we op een keerpunt beland. We zitten gekneld tussen een Vlaamse overheid die haar verantwoordelijkheden zal trachten te ontlopen, maar dat ontkent, en een ultraliberaal systeem dat onder het mom van globalisatie en het voorwendsel van kwaliteitsnormen ons gezondheidssysteem wil privatiseren. We cumuleren de controleprocedures van beide systemen met een tekort aan financiering. We stellen vast dat de Vlaamse administratie, naast de bestaande federale normen, bijkomende normen oplegt die een nog grotere werkbelasting teweegbrengen.

 

Recentelijk werd de verplichte aanwezigheid van een pediater in het ziekenhuis bij chirurgische one-dayinterventie bij kinderen, strikter geïnterpreteerd door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid dan de federale wetgeving, en uitgebreid naar alle ziekenhuizen met een chirurgisch dagziekenhuis met of zonder erkend zorgprogramma pediatrie. Deze maatregel werd verspreid via een omzendbrief die verstuurd werd naar de ziekenhuizen en hoofdgeneesheren. De rechtstreeks betrokkenen, namelijk de artsen, werden hierover niet ingelicht. Niettemin stond in deze omzendbrief te lezen dat deze maatregel genomen was in overleg met de betrokkenen. We hebben er het raden naar wie deze betrokkenen dan wel zijn? Bij een nijpend tekort aan (ziekenhuis)pediaters is het de vraag hoe dergelijke wereldvreemde maatregel, die tot gevolg zal hebben dat de ziekenhuispediaters nog meer de ziekenhuizen zullen ontvluchten, kan uitgevoerd worden. Het VAS zal hierover een schrijven richten aan minister Jo Vandeurzen.

 

Dit dossier loopt parallel met het dossier van de psychiaters, waar eveneens op Vlaams niveau bijkomende normeringen werden opgelegd aan de psychiaters qua aanwezigheid. Zulke normeringen vinden altijd plaats in het kader van de kwaliteit, aangezien Vlaanderen binnen dit criterium bijkomende normen kan opleggen ten aanzien van de federale wetgeving. Pas na herhaald aandringen van het VAS kwam er overleg tussen het kabinet Vandeurzen en psychiatrische verenigingen; in dit geval kan men stellen dat er tenminste een representatieve groep van betrokkenen werd geconsulteerd.

 

Tot slot nog deze bedenking: eenmaal ziekenhuizen geaccrediteerd zijn, is het niet ondenkbaar dat zij opgekocht zullen worden door privéinvesteerders uit binnen- en buitenland, onder meer uit het Midden-Oosten. De mondaine recepties bij de opening van sommige privéziekenhuizen in het Brusselse, waar politici van alle obediënties als de kippen bij zijn, illustreren die tendens. We openen hiermee de doos van Pandora van de duale gezondheidszorg. Dr. Wynen had het bij het rechte eind, toen hij stelde dat de artsen enerzijds zullen moeten vechten tegen de ultraliberalen die het systeem willen uitbuiten, en anderzijds tegen hen die door het willen opleggen van rigide en collectivistische regels de vrije geneeskunde bedreigen. We zullen na 50 jaar artsensyndicalisme meer dan ooit alert moeten blijven en de complexe evolutie van de gezondheidszorg van nabij volgen, zowel op federaal als op Vlaams niveau.

 

Dr. Yves Louis, kinderarts en voorzitter van het Vlaams Artsensyndicaat (VAS) Oost- en West-Vlaanderen

Deze opinie verscheen in het tweewekelijks blad De Specialisten en op de medische website www.mediquality.net.

 

Referentie:

1. de Walcque, C.; Seuntjens, B.; Vermeyen, K.; Peeters, G.; Vinck, I.; Vergelijkende studie van ziekenhuisaccrediteringsprogramma's in Europa; Health Services Research (HSR); Brussel; Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE); 2008, KCE reports 70A, D/2008/10.273/01, blz. IV)

 

 

 

 

 

 

Over BVAS

Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.

De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.

Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.