Moens: “Een topdokter mag zijn tarief vrij bepalen.” De Maeseneer: “Neen. Waarom zou een specialist meer dan een huisarts moeten verdienen?”
Vandaag: De nomenclatuurhervorming. Welke richting moet die uit? En hoeveel mogen bepaalde specialismen verdienen?
Moens: "De nomenclatuur is 50 jaar oud. Hoewel ze intussen vele bijgebouwen kent en we ze regelmatig vernieuwden, is de tijd rijp voor een grondige evaluatie. Binnen de medicomut probeerden we dit stelselmatig te doen, maar je voelt dat verschillende krachten -vanuit politieke, academische en ideologische hoek- sneller en drastischer willen hervormen."
Wat moet het doel zijn van de hervorming?
Moens: "Ikzelf en BVAS zijn voorstander van een meer gelijkwaardige vergoeding voor de prestaties van artsen. Dat groeide doorheen de jaren scheef, om diverse redenen."
De Maeseneer: "Op dat vlak ben ik het volledig eens met Marc Moens. We moeten evolueren naar transparanter systeem dat prestaties van artsen correcter waardeert. Zowel binnen artsendisciplines als tussen artsendisciplines, maar ook tussen verschillende zorgberoepen. Het gaat voor mij over meer dan louter de artsennomenclatuur."
Moens: "40 jaar geleden kon je één openhartoperatie per dag uitvoeren. Vandaag staan we technologisch al zo ver dat een gemotiveerde arts er met een goede equipe twee per halve dag kan afwerken. Toch veranderde er weinig aan de vergoeding voor die prestaties."
De Maeseneer: "Het leidt tot een hoge loonspanning, sommige artsen verdienen vijf tot acht keer meer dan andere. Dat verschil is te groot. Duitsland, toch niet bepaald een dirigistisch land, slaagt er in om die inkomensverschillen te beperken tot een verhouding van één op anderhalf, maximum tweeënhalf. Ik zie geen belangrijke argumenten waarom een specialist veel meer moet verdienen dan een huisarts."
Waarom moeten een huisarts en specialist evenveel verdienen?
"Ze spelen allebei een essentiële rol in onze gezondheidszorg. De Noren begrijpen dit goed en hebben hen altijd gelijkwaardig gewaardeerd. Zij redeneren als volgt: als een huisarts op een van de vele eilanden een acuut cardiaal probleem mist, heb je er niets aan dat je hartchirurg in Oslo klaar staat voor een levensreddende operatie. Die huisarts moet de helikopter seinen, anders heeft het geen zin."
Moens: "Ik heb vele huisartsen in de familie en zij leveren fantastisch werk. Toch vind ik dat je artsen vrij moet laten in welk honorarium ze kiezen. We leven in een vrij land. Als je één van dé topchirurgen bent die foutloos een Glioblastoom achter iemands oog kan verwijderen, wel dan mag je daar wat meer voor vragen. Mensen willen dit trouwens ook betalen. De loonverhouding van één op acht waarnaar Jan naar verwijst, is trouwens niet meer van deze tijd. In de praktijk zal het gemiddelde dichter bij één op drie liggen omdat de ziekenhuizen aanzienlijke delen van het loon afromen." (Lees hier meer over in debat n°3: ‘Nomenclatuurhervorming en hervorming ziekenhuisfinanciering gaan hand in hand')
"Ja, we moeten nadenken over hoe je de huidige loonspanning kan verminderen. Maar probeer topdokters niet in een staatsambtelijk gareel te dwingen. Soms vragen ze excessief veel, maar we leven in een vrij land. Vrije beroepen moeten zelf hun tarief kunnen bepalen."
Hoe trek je die lonen meer gelijk? Kan opleidingsduur een criterium zijn?
De Maeseneer: "Neen, dat zou niet mogen. Artsen in opleiding zouden in een goed statuut moeten kunnen werken, met een correcte verloning. Lange tijd was dit niet het geval. Tot op vandaag hebben ze geen recht op een 13de maand, palliatief verlof, bouwden ze geen pensioenrechten op, enzovoort. Terwijl er wel heel veel van hen gevraagd wordt. Als je op die manier uitstroomt is het logisch dat sommigen denken: ‘Ik heb 6 jaar mijn kar afgedraaid voor weinig geld, nu is het mijn beurt om langs de kassa te passeren'."
Moens (verontwaardigd) "Langs de kassa passeren. Die terminologie staat me niet aan Jan, echt niet. Je moet dat afleren. Op het moment dat je opleiding als specialist afloopt, ben je wel 31 jaar hé. Iemand met een ander universitair diploma kan beginnen werken op z'n 22ste of 23ste. In die zin vind ik het te kort door de bocht op de opleidingsduur niet te laten meetellen."
De Maeseneer: "Zelfs als ik het formuleer als ‘Na 6 jaar heb ik eindelijk het recht op hogere vergoedingen', blijft het fundamentele probleem hetzelfde. Assistenten in opleiding mogen op hun 30ste niet het gevoel hebben dat ze tijdens hun opleidingsjaren onvoldoende kon deelnemen aan de samenleving. Of dat hun privéleven al die tijd on hold stond omdat ze er te weinig in konden investeren. Ik hoop dat het recente akkoord tussen artsensyndicaten en de ziekenhuizen over de ASO's de situatie wat verbetert."
Moens: "Wat me stoort is het feit dat academische ziekenhuizen nog altijd onnodig veel specialisten opleiden om ze als goedkope werkslaven te kunnen inzetten. Jan uit regelmatig de kritiek dat één derde van het werk van artsen ook door iemand met een lagere opleiding gedaan kan worden. Maar waar moeten al die vers opgeleide radiotherapeuten, gynaecologen en chirurgen naartoe als hun stagetijd in het ziekenhuis er opzit? Zij moeten ook hun boterham verdienen hé."
"‘Je m'en fous' antwoordde een stagemeester pediatrie (UCL) me ooit toen ik hem die vraag voorlegde. Schandalig vind ik dat. Jan had via de academische gremia de decanen moeten overtuigen om wat minder mensen op te leiden, in plaats van nu kritiek te geven dat artsen soms overgekwalificeerd zijn voor het werk dat ze doen."
De Maeseneer: "Ik heb het wel geprobeerd, Marc. En ik koester goede herinneringen aan onze gezamenlijke strijd tegen die overproductie in de Planningscommissie. Maar helaas is een mensenleven te kort om alles te veranderen wat ten goede veranderd moet worden. Gelukkig zie ik stilaan wat bewegen in de positieve richting, bijvoorbeeld in de Planningscommissie."
"Los daarvan denk ik dat de discussie in de kern moet gaan over welke gezondheidzorg we willen. 60 jaar geleden organiseerde het RIZIV de onderhandelingen over de vergoedingen voor de zorgprestaties per beroepsgroep. Er is de commissie tandheelkundigen-mutualiteiten, de dentomut, de commissie artsen-mutualiteiten, de medicomut, de overeenkomstencommissie voor verpleegkundigen, voor apothekers, enzovoort. Die structuur is achterhaald. De tijd waarin een arts alleen de zorgkwaliteit bepaalde, is voorbij. Om goede zorg te leveren moeten verschillende zorgberoepen vandaag samenwerken."
"Je mag de beste chirurg in huis hebben, als de opvolging na een operatie op intensive care niet goed loopt, zal het mortaliteitscijfer stijgen. Onze toekomstige nomenclatuur moet voldoende stimulansen geven tot samenwerking en logische taakverdeling. Nu beconcurreren zorgverleners elkaar soms om bepaalde taken uit te voeren. De enige manier waarop een goede taakverdeling kan werken is een meer geïntegreerde financiering. Dat laat ook integrale zorg toe."
Akkoord, dokter Moens?
Moens: "Dat is al decennialang één van de grote ideologische strijdpunten van Jan. Nochtans werkt onze prestatiegeneeskunde prima. Zeker op de eerste lijn werken artsen al intensief en informeel samen met psychologen, kinesisten, verpleegkundigen en andere zorgverstrekkers als dat nodig is. Die communicatie tussen verschillende disciplines verloopt bijna automatisch. Daar heb je geen politiek opgedrongen en dure geïntegreerde zorgsystemen voor nodig."
Auteur: Thomas Detombe
Bron: Mediquality
Over BVAS
Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.
De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.
Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.