‘Helft artsen waait hier zonder enige test binnen’

7 februari 2019

 

De artsenvereniging BVAS dringt op aan op een ‘ingangsexamen’ voor buitenlandse artsen. ‘Onze studenten moeten slagen voor een toegangsexamen, maar een Roemeense arts mag hier automatisch beginnen.’

 
 

Image

 

MEER BUITENLANDSE DAN BELGISCHE STARTERS IN BRUSSEL

 

BRUSSEL ‘We zien al langer een stevige toevloed van EU-collega’s die spontaan naar hier komen’, zegt Marc Moens, voorzitter van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS). Van de nieuwe artsen in Brussel had vorig jaar 47 procent een buitenlandse nationaliteit. In vergelijking met de ­vorige jaren is dat cijfer aan de lage kant. In 2018 studeerden immers twee studentenjaren gelijktijdig af door de verkorting van de opleiding geneeskunde. Hoe dan ook startten de voorbije legislatuur meer buitenlandse dan binnenlandse artsen in Brussel.

 

Moens waarschuwt al jaren voor de gevolgen van die grote buitenlandse instroom. ‘De concentratie in Brussel valt te verklaren door het hoge aantal ziekenhuizen. De buitenlandse artsen worden er vaak beschouwd als goedkope werkkrachten, die de wachtdiensten voor de weekends en de nachten kunnen opvullen. Het leven hier is voor hen vaak beter dan in hun eigen land, zelfs al moeten ze doen wat Belgische artsen liever niet doen, zoals de poortwacht.’

 

Alleen lijken ze daarbij de Belgische artsen hoe langer, hoe meer te verdringen. Door het Europese vrije verkeer van mensen is ons land verplicht om buitenlandse artsen uit de EU automatisch een erkenning te geven. Ze vallen daardoor buiten de gelimiteerde Belgische artsenquota.

 

‘In Nederland organiseren ze een taalexamen én een examen over de kennis  van het  Nederlandse gezondheidssysteem’ MARC MOENS, Voorzitter BVAS
 

‘Het is waanzin dat we het onze eigen jongeren moeilijk maken met een toegangsexamen, terwijl Poolse, Roemeense of Letse artsen hun attest hier automatisch krijgen’, zegt Moens. ‘Het steekt, ook bij mijn jonge Brusselse collega’s, dat de helft van de artsen zonder enige test mag komen binnenwaaien.’

 

Bovendien is de gebrekkige taalkennis van de buitenlandse artsen vaak een probleem, zegt Moens. ‘De anamnese (het gesprek over de voorgeschiedenis van de ziekte en de patiënt, red.) lukt vaak niet goed omdat de patiënt de arts niet verstaat. In België moeten de artsen officieel een van de drie landstalen spreken, in de praktijk is er amper controle.’

 

Artsenquota

‘Ons systeem heeft zijn beperkingen’, reageert het kabinet van minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD). ‘We beslisten intussen al om quota in te voeren voor artsen uit niet-EU-landen, maar het is nog onduidelijk of dat ook kan voor de instroom uit de Europese Unie. In dat geval moeten we met concreet cijfermateriaal aantonen dat de volks­gezondheid in het gedrang zou komen, zonder die maatregel.’

 

 

 

PS-minister Jean-Claude Marcourt hield vorige week nog een pleidooi om de quota voor Brussel (en Wallonië) op te trekken en op die manier meer kansen te geven aan Belgische studenten. De Block wil daar niets van weten. ‘Als we een kwaliteitsvolle stage willen garan­deren, is de capaciteit beperkt. De artsenquota houden bovendien al rekening met het aantal instromende en uitstromende buitenlanders’, klinkt het op haar kabinet.

 

Volgens BVAS had ons land ook andere maatregelen kunnen nemen. ‘In Nederland bijvoorbeeld is die toevloed van buitenlandse artsen veel minder groot’, zegt Moens. ‘Nederlands is een minder populaire taal en voor buitenlandse artsen organiseren ze een taalexamen én een examen over de kennis van het Nederlandse ­gezondheidssysteem. Ik vraag al jaren om dat hier ook te doen.’

 

De Block legde dat vorig jaar ook op de regeringstafel. Het initiatief strandde toen op een communautair conflict tussen de toenmalige regeringspartners N-VA en MR. ‘De vrees leeft dat het een slinkse poging is om de Brusselse artsen tweetaligheid op te leggen,’ zegt Moens, ‘maar dat is on­terecht’.

 

Bron: De Standaard

 

Over BVAS

Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.

De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.

Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.