De specialist®"Telefonische consultatie derdebetaler aanrekenen of niet? (Orde)"

21 april 2019

Er heerst nog steeds veel onduidelijkheid over het feit of een telefonische consultatie mag worden aangerekend of niet, signaleert de provinciale Raad Orde der Artsen West-Vlaanderen. De ene telefonische consultatie is trouwens de andere niet.

Image

 

Er heerst nog steeds veel onduidelijkheid over het feit of een telefonische consultatie mag worden aangerekend of niet, signaleert de provinciale Raad Orde der Artsen West-Vlaanderen. De ene telefonische consultatie is trouwens de andere niet.

 

Stel dat er een telefonische vraag komt naar voorschriften (zonder fysiek contact met de patiënt). Of je verstrekt als arts een omstandig telefonisch advies dat heel wat tijd in beslag neemt. Twee uiteenlopende ‘prestaties’, maar vallen ze onder het nomenclatuurnummer voor raadpleging? 

De provinciale raad West-Vlaanderen kreeg hiervoor de jongste tijd weer zoveel vragen om uitleg binnen, dat hij alles op een rijtje zet via een advies van de nationale raad en verwijzend naar een speciale bijdrage van ondervoorzitter dr. Michel Deneyer. Niet toevallig is die bijdrage getiteld: “Telefoongeneeskunde kan uw gezondheid ernstige schade aanrichten”.

 

Uitgesloten

De provinciale raad beklemtoont eerst en vooral dat een medisch advies langs telefonische weg grote voorzichtigheid vereist. Een dergelijk advies veronderstelt immers een voorafgaand medisch onderzoek, wat niet evident is langs de telefoon…: het is gewoonweg uitgesloten. Bovendien: u draagt als adviesverlenende (huis)arts, ook voor een zeer goed gekende patiënt, strafrechtelijke, civielrechtelijke en tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. U bent aansprakelijk voor de gevolgen van iedere – ook lichte – fout.

 

Qua verloning is de nomenclatuur duidelijk: voor telefonisch medisch advies bestaat geen Riziv-nomenclatuurnummer. Hierover een ereloon ‘overeenkomen’ moet – zoals elke overeenkomst – eerst voorgelegd worden ter goedkeuring aan de provinciale raad.

 

Telefoonstroom groeit

Het ‘telefonisch advies’ raakt meer en meer ingeburgerd, stelt dr. Deneyer vast. De patiënt ervaart het immers als handig, makkelijk en zelfs als een verworven recht. Aan de andere kant van de lijn zit dan de arts die om gratis advies gevraagd wordt zonder de nodige gegevens te hebben maar wel met een loodzware verantwoordelijkheid. “Slechts in een kwart van de gevallen kan een vraag voor advies, waarin spoedeisende zorg aan de orde is, met de nodige overredingskracht omgebogen worden in een raadpleging”, weet de ondervoorzitter. “Anderzijds wordt het woord ‘dringend’ meermaals ‘verkracht’, vaak om zijn agenda op te dringen aan de arts. Zo worden al snel oneigenlijke voordelen afgedwongen. Denk aan wellwillendheidsattesten.

 

Maar het fenomeen neemt dus toe en de groeiende ‘telefoonstroom’ maakt de arts vleugellam, meent dr. Deneyer. Hoe los je dat op? De ondervoorzitter stelt een infocampagne voor die zowel artsen als patiënten een boodschap moet meegeven. Voor de arts is de boodschap tweeërlei: bij gekende en geïdentificeerde patiënten kan hij enkel advies uitbrengen na onderzoek in de zorgcontinuïteit. Een ongekende of niet-geïdentificeerde patiënt, doorgaans tijdens de wachtdienst, kan hooguit kort en bondig telefonisch advies krijgen en die patiënt moet een consultatie worden voorgesteld. In beide gevallen komt dit in het dossier, resp. wachtverslag.

 

De patiënt moet weten dat een arts geen diagnose kan stellen zonder anamnese en fysiek onderzoek.

 

Callcenters

Callcenters inschakelen om de telefoonstroom beheersbaar te maken, heeft onder meer het voordeel dat de levenskwaliteit beter gegarandeerd is voor de arts, maar het risico is niet denkbeeldig dat dit ten nadele van de geboden zorgkwaliteit gaat. Een geschreven protocol is een minimum om kwaliteit te garanderen. De provinciale raad kan dat protocol toetsen.

 

Bron : De specialist®

 

Over BVAS

Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.

De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.

Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.